Korte gebruikerstips.

De naam zegt het al, een aantal korte gebruikerstips en handigheidjes die helpen om betere foto's te maken.

Voorkeuze standen

Tussen volautomatisch en volledig handmatig bedienen van de camera zit een wereld van mogelijkheden die het makkelijker maken voor de fotograaf om het gewenste resultaat te bereiken. Sluitertijd- en diafragmaprioriteit zijn één van de belangrijkste hulpmiddelen om goede foto’s af te leveren. Maar voor hiermee te starten kan de beginnende fotograaf ook beginnen met de voorkeur standen die op de camera zitten. Met het keuzewiel de instelling kiezen die op dat moment van toepassing is. Bij de meeste camera’s kunnen deze instellingen niet veranderd worden, waardoor eigenlijk gezegd mag worden dat de camera op volautomatisch staat maar de instellingen worden aangepast aan de keuze van de gebruiker. Door de metadata later te analyseren is de stap naar halfautomatisch of naar volledig handmatig fotograferen een kleinere stap.

Portret fotografie

De modus portret maakt de achtergrond onscherp waardoor het onderwerp los komt van de achtergrond. De camera kiest dus voor het grootste diafragma (kleine f/ waarde) en een snelle sluitertijd. Door slimme elektronica worden huid- en haartinten zachter gemaakt.

Hoe groter de afstand tussen de achtergrond en het onderwerp, hoe waziger de achtergrond eruit ziet. Het onderwerp steekt ook beter af tegen een effen donkere achtergrond.

De lichtsterkte van de lens bepaalt de hoeveelheid scherptediepte. Wanneer er een telelens wordt gebruikt kun je inzoomen om zo het gezicht of de kop van een dier “in te kaderen”. Bij een persoon is het makkelijker om een foto van dichtbij te maken, met wild-life zal de foto zonder telelens hoogstwaarschijnlijk niet lukken. Voordat je afdruk, controleer dat je scherp hebt gesteld op het gezicht (of op de kop van het dier.)

Landschapsfoto’s

De modus landschap maakt alles van dichtbij tot veraf scherp, geschikt voor landschapsfotografie en fotograferen in het avondlicht. Bij deze modus maakt de elektronica de blauwe en de groene kleuren, scherper en levendiger. Klein diafragma (hoge f/ waarde) en langzamere sluitertijd.

Beste maak je landschapsfoto’s met een groothoek objectief, of de kleinste brandpuntsafstand van het telezoom objectief (bijv. 18mm)

De modus landschap kan ook zeer goed gebruikt worden voor het fotograferen in het avondlicht, omdat de flitser is uitgeschakeld. Wel is het gebruik van een statief aan te raden om bewegingsonscherpte te voorkomen. Wanneer u ’s avonds een foto van een persoon wilt maken, dan stel je de camera in op de modus nachtportret.

 

Close-up

De modus close-up is voor wanneer je bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen. Een groothoeklens is hier al uitermate geschikt voor, omdat deze (over het algemeen) een vrij korte scherpstelafstand hebben. Voor echte macro fotografie zult je een macro lens moeten aanschaffen, hiermee kunnen dan kleine onderwerpen veel groter gefotografeerd worden. Bloemen en dergelijke steken beter af tegen een eenvoudige achtergrond.

Controleer de minimale scherpstelafstand van het objectief, sommige objectieven hebben een indicatie, er staat dan achter het macro symbooltje bijvoorbeeld 0.15m. Dit is dan de minimale scherpstelafstand van dat objectief. Deze afstand wordt gemeten tussen de scherpstel markering op de camera (een rondje met een streep er door heen) tot aan het onderwerp. In het geval het objectief te dicht bij het onderwerp is, zal het focusbevestigingslampje knipperen en zal er niet scherp gesteld worden.

Bij slechte lichtomstandigheden wordt de ingebouwde flitser ingeschakeld.

Gebruik de telezijde van de zoomlens om het onderwerp groter te laten lijken. De camera zal kiezen voor een groot diafragma en een snelle sluitertijd.

Sport

De modus sport is voor het fotograferen van bewegende onderwerpen, bijvoorbeeld bij het voetbal of autosport.

De camera zal nu het automatisch volgen van het scherpstelpunt inschakelen en een hoge sluitertijd snelheid kiezen, het diafragma en de ISO-waarde worden hier op aangepast. Tevens wordt de optie “reeksopnamen” automatisch ingeschakeld. Het resultaat is dat het onderwerp zeer mooi wordt “bevroren”. Wat tevens ook het nadeel is omdat de beweging uit het onderwerp wordt gehaald.

Gebruik het liefst een telelens, omdat bij sport evenementen de afstand tussen het publiek en het sportevenement altijd vrij groot is.

Nacht portret

De modus nacht portret is speciaal voor wanneer je ’s avonds van iemand een portret foto wilt maken met een natuurlijk uitziende belichting in de achtergrond.

De camera zal een lange sluitertijd kiezen met een groot diafragma, de ISO-waarde wordt automatisch bepaald en de flitser wordt ingeschakeld. De afstand naar de persoon wordt hiermee ook gelijk vastgesteld! Bij de meest ingebouwde flitsers zal maximaal 5 meter zijn. Gebruik een 18mm of een 24 mm objectief en een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen.

Flitser uit

De modus flitser uit zegt waarschijnlijk al genoeg, deze modus is speciaal gemaakt voor plaatsen waar flitsen niet is toegestaan, zoals musea en kerken.

De camera instellingen zullen in de meeste gevallen niet verschillen van de instellingen die onder “P” terug te vinden zijn. Echter de ISO-waarde wordt wel vaak lager gehouden dfan bij de instelling “P” (bijv. maximaal 1600) om zoveel mogelijk ruis te voorkomen.

Resumé: Hoewel deze icoontjes heel nuttig zijn, heb je toch de meeste vrijheid als je zelf je belichting (met Av, S of M) weet te regelen. Dan heb je toch meer controle over je foto en beeld.

Histogram

Hoe het histogram te gebruiken voor betere foto’s

Vrijwel alle digitale camera’s, van simpele compact camera tot professionele digitale spiegelreflexcamera, hebben de mogelijkheid om het ‘Histogram’ van de foto te tonen (vaak verscholen onder de “info” knop, soms zelfs meerdere keren drukken). Het is één van de krachtigste, maar ook relatief vaak niet gebruikte en/of onbegrepen functie van de camera.

Het histogram

Het histogram bestaat uit een grafiek die over het algemeen vaak in de vorm van een heuvel is getekend. Hij is voor elke foto anders en laat zien hoe de verdeling van licht en donker op de foto is. Het linkerdeel van de x-as (horizontaal) van de grafiek gaat over de donkere gebieden van de foto, het rechterdeel van de x-as gaat over de lichtere delen. In het midden is de neutrale belichting, de 18% grijswaarde waar de lichtmeter van de camera altijd naar op zoek is. De puntjes op y-as (verticaal) geven aan hoeveel pixels in het beeld relatief donker, relatief licht of neutraal zijn.

Met behulp van de grafiek kunnen we beoordelen of een foto onder- of overbelicht is of juist neutraal (gebalanceerd) belicht. Neigt de grafiek meer naar de linkerkant, dan is de foto donker, er zijn meer pixels in het donkere deel dan in het lichte deel te vinden. Neigt de grafiek juist naar rechts, dan hebben we een lichte foto, meer pixels van het beeld zijn in het lichte deel te vinden. Er bestaat trouwens geen goed of slecht histogram, de grafiek geeft alleen maar aan wat er is geregistreerd. Het is aan de fotograaf om te beslissen of dit goed is of dat de foto bewerkt moet worden.

Zo lang de hoogste delen van de grafiek binnen de grafiek vallen is er niets aan de hand. Bijvoorbeeld als je een foto hebt gemaakt van de maan is de omgeving erg donker en de maan erg licht, dan zie je dat het histogram naar links neigt. Maar als de grafiek niet uit de randen loopt, dan betekent dit dat er geen data verloren is gegaan, dat er nog genoeg detail in het donker zit. Hetzelfde geldt voor de lichtere delen.

  

Je moet op gaan letten als de grafiek de randen raakt. Dan is er data verloren gegaan. Aan de rechterkant betekent dit dat er geen detail meer zit in de witte delen (erg vervelend als het om de lucht gaat) en aan de linkerkant betekent dit dat het detail uit de schaduwen weg is. Vooral voor witte delen is dit in de digitale fotografie redelijk dramatisch (als het niet de bedoeling was), detail uit de lichte delen kun je nooit meer terug krijgen hoe goed je het beeld ook bewerkt. Van onderbelichte foto’s is vaak nog wel wat te maken als je de foto’s in RAW formaat hebt geschoten, dan kun je nog wel 1 a 2 F-stops in de digitale belichting terughalen.

Nu komt de clou waarom de grafiek zo handig is: als je net nadat je de foto hebt genomen naar de grafiek kijkt, kun je bedoordelen of je misschien een langere of kortere sluitertijd nodig hebt om de foto ‘goed’ te belichten. Zit de grafiek tegen de linkerrand aan, dan betekent dit onderbelichting in bepaalde delen en dit houdt dus in dat je de scène iets langer moet gaan belichten, meer licht op de sensor laten vallen. Je moet dan of de sluitertijd of het diafragma aanpassen (niet beide, want dan krijg je precies dezelfde belichting, zie de uitleg over de belichtingsdriehoek) zodat de sluitertijd een stapje (een F-stop) langer wordt (van 1/180s naar 1/125s bijvoorbeeld) of het diafragma een stapje groter (de waarde wordt kleiner, van F2.8 naar F2.0).

Onderbelicht

In bovenstaande schermafdruk zie je dat een groot deel van de pixels zich in donkere delen bevinden. In de takken aan de rechterkant is er vrijwel geen detail meer te vinden, dit is waar het linkerdeel van de grafiek uit het beeld loopt. Er zit ook nog wat wit in de foto, dit zie je aan de rechterkant ook terugkomen in de grafiek. Het bruin en het groen, de lichtere, delen komen naar voren in de grafiek redelijk in het midden, dit zit dus dichter tegen de 18% grijswaarde aan waar de camera naar op zoek is.

Overbelicht

Zit de grafiek tegen de rechterrand aan, dan is de foto in delen overbelicht, waardoor je detail verliest in de lichte delen. Je moet dan de belichting compenseren zodat er iets minder licht op de sensor valt. Je zorgt dan voor een snellere sluitertijd (van 1/125s naar 1/180s) of dat je het diafragma kleiner maakt (van F2.0 naar de kleinere F2.8 waarde). Nu kun je de foto opnieuw nemen en zal door de compensatie de belichting beter uitvallen.

In bovenstaande foto bevinden een groot deel van de pixels zich aan de rechterkant en de grafiek loopt zo het beeld uit. Kortom, ik heb een overbelichting op het grootste gedeelte van de foto, duidelijk te zien in de lucht waar geen spoortje van detail meer te vinden is in het witte gedeelte en ook de grond verliest detail. Door meer schaduw/donker in de foto te brengen kan ik hem toch nog ‘redden’, maar het detail in het witte gedeelte in de lucht is niet meer terug te halen. (Zie hieronder.)

Compenseren

Als je er meer handigheid in krijgt kun je aan de hand van de grafiek zien hoeveel de compensatie zou moeten zijn als je de ‘optimale’ belichting wilt bereiken. De grafiek is verdeeld over 5 F-stops, de dynamic range van de camera. Dit is het maximum wat de camera kan vastleggen. Als je dus heel veel contrast tussen de lucht en de grond hebt (meer dan 5 F-stops tussen het lichtste en het donkerste deel in de foto), dan ga je detail verliezen en moet je gaan kiezen of je juist gaat onder- of overbelichten. Dit is ook waar je de artistieke keuzes kunt maken. Hecht je meer waarde aan het compleet zwart maken van de schaduwpartijen (en dus meer detail in de lichte delen) of wil je juist een wit vlak met veel detail in de donkere delen. Het is zoals altijd een compromis, maar ook een kans een artistieke keuze te maken.

Fotobewerking

In het foto bewerkingsprogramma Lightroom zit ook een histogram. Als de foto is ingeladen kun je als eerste de foto via het histogram bewerken, kijk dan vooral naar de hoeken. Allereerst sleep je (je kunt op het histogram klikken en hem naar links of naar rechts slepen) de linkerkant zo ver naar rechts dat het meest linker deel van de grafiek net de rand raakt. Hetzelfde doe ik met de rechterkant. Dit zou de neutrale belichting moeten zijn. Vaak is de foto dan nog wat vlak, door meer schaduw/donker of juist meer licht/highlight in de foto te brengen schuift de grafiek weer het beeld uit en kan ik accenten leggen. Maar dit kun je dus ook al in de camera doen door naar het histogram te kijken en met de belichtingscompensatie te spelen.

Prioriteitstanden

Prioriteitstanden, voor creatief gebruik

Tussen volautomatisch en volledig handmatig bedienen van de camera zit een wereld van mogelijkheden die het makkelijker maken voor de fotograaf om het gewenste resultaat te bereiken. Sluitertijd- en diafragma prioriteit zijn één van de belangrijkste hulpmiddelen om goede foto’s af te leveren. Van de starter die een enkel element van het fotograferen per keer wil leren keren, tot de professionele fotograaf die in hectische omstandigheden betrouwbare resultaten wil bereiken.

Fotograferen is balanceren tussen sluitertijd, diafragma en ISO. Het zijn de drie waarden die bepalen wat de belichting van de uiteindelijke foto zal worden. Elke instelling op zichzelf biedt veel mogelijkheden om creatief toe te passen, de keuze voor de één heeft consequenties voor de ander. Fotograferen in de M(anuele) stand op je camera regel je alles zelf, je hebt volledige controle over sluitertijd, diafragma en ISO waarden.

Het zijn een hoop dingen om rekening mee te houden! Of je hebt niet alle tijd van de wereld om met de instellingen te gaan experimenteren, die vogel is zo weer weg. Of je wilt snel kunnen reageren en daarmee dus niet continu de sluitertijd, diafragma en de ISO waarden aan te hoeven passen. M.a.w. je wilt gewoon kunnen fotograferen.

Daarvoor zijn dus de prioriteitstanden op je camera. De belangrijkste zijn sluitertijd prioriteit en diafragma prioriteit, maar de meeste camera’s hebben ook een half-automatische stand P(rogramma) en auto scherptediepte (A-DEP). De P stand (AE -programma) vergeten we weer snel, deze stelt de sluitertijd en diafragma waarden in op dezelfde manier als de volautomatische modus. Enige voordeel is dat je hier vaak wel RAW, ISO, etc. kunt instellen en kunt compenseren in de belichting, maar het is toch een modus die halverwege de volledige automatische modus en de andere modi in staat en niet echt creatieve controle geeft.

Sluitertijd prioriteit

Als je de sluitertijdprioriteit (Tv bij Canon of S bij Nikon) modus inschakelt komt het er op neer dat je een voorkeur instelt voor de sluitertijd. Bijvoorbeeld als je racewagens wilt fotograferen, dan kun je het beste een vaste sluitertijd van rond de 1/100-1/125s instellen. Hiermee kun je garanderen dat je sluitertijd snel genoeg is om de auto’s scherp vast te leggen met pannen, maar wel langzaam genoeg is dat je de wielen ziet bewegen.

Te snelle sluitertijd gekozen, alleen door het opspattend water is de beweging te zien.
Canon EOS 50D op 145mm f/5.6 1/1600sec met ISO-320

Betere sluitertijd om voldoende beweging in de wielen te laten zien.
Canon EOS 50D op 100mm f/6.3 1/125sec met ISO 200

Is je onderwerp in beweging en wil je die juist op zijn plek bevriezen, dan kan een nog snellere sluitertijd aan te raden zijn. Wil je de stroming van water in beeld brengen dan kan een lange sluitertijd van 1/20s juist weer noodzakelijk zijn. Afhankelijk van het effect dat je wilt bereiken maak je in deze stand je creatieve keuze. De camera zorgt er verder voor dat het juiste diafragma en eventueel ook de ISO waarde er bij wordt gezocht om deze sluitertijden ook mogelijk te maken.

Canon EOS 50D op 250mm f/7.0 1/1600 met ISO-200

Met de sluitertijd prioriteit stand laat je de camera dus het diafragma uitzoeken waarmee je die sluitertijd kunt halen. Deze stand zorgt er dus voor dat je je niet druk hoeft te maken over het verlengen van de sluitertijd als er net een wolk voor de zon trekt, je kunt je volledig concentreren op het goed meebewegen met de auto of het maken van een goede compositie. Is het nu erg donker en staat het diafragma maximaal open voor de lens, dan kun je wel onderbelichte resultaten krijgen. Door de ISO waarde handmatig iets op te schroeven, of deze op automatisch te zetten kun je er voor zorgen dat je met een maximale diafragma opening toch goed belichte resultaten krijgt.

Fotograferen met slecht weer.- Canon EOS 50D op 50 mm f/7.0 1/1600 met ISO - 1000

Je bent qua belichting trouwens niet volledig aan de camera overgeleverd. In elk van deze prioriteitstanden kun je naar wensen onder- of overbelichten, met behulp van de belichtingscompensatie optie van de camera. Kijk in de handleiding hoe je dit voor jouw camera kunt doen.

Diafragma prioriteit

De diafragmaprioriteit (Av bij Canon, A bij Nikon) stand werkt hetzelfde als de sluitertijdprioriteit, maar dan dus voor het diafragma. Dit is belangrijk als je een bepaalde (on)scherptediepte in je foto wilt krijgen, veelgebruikt bij portret- (onscherpe achtergrond) en landschapsfotografie (scherp van voor tot achter). Je stelt het diafragma in op een vaste waarde en de camera zoekt er zelf de beste sluitertijd bij. Je loopt hierbij wel wat meer risico op bewogen foto’s, want afhankelijk van de hoeveelheid licht kan de sluitertijd snel afnemen. Het is dus een goed idee om de sluitertijd wel in de gaten te houden.

Kies een klein diafragma (grote f waarde) bij landschapsfotografie.

 

Je moet altijd proberen, ik kan het niet vaak genoeg zeggen, om een minimale sluitertijd te houden van 1,5 x 1/(mm van je lens) waar mm van de lens dus voor seconden staat. Ben je op 150mm ingezoomd, dan is een sluitertijd van 1/225s een veilige stand (vaak kun je nog wel een stapje lager). Minimaal 1/60s tot 1/30s is nodig om nog vanuit de hand te kunnen fotograferen, bij langere sluitertijden is een statief of een goed steunpunt nodig.

Houd er trouwens rekening mee dat je bij verschillende zoomlenzen een verschil in diafragma waarden kunt hebben afhankelijk van de zoomfactor. Mijn 18-200mm lens bijvoorbeeld heeft een diafragma waarde tussen de 3.5-5.6 over het zoombereik, stel ik dus f/3.5 in, dan zal de camera bij het inzoomen zelf naar f/5.6 schuiven.

Auto scherptediepte

Deze optie is vooral handig als je bijvoorbeeld een groepsfoto wilt gaan maken, iedereen in de groep wordt dan scherp weergegeven. Deze instelling is bedoeld om de camera automatisch een ideale scherptediepte te laten kiezen met diafragma en sluitertijd. Dit beslist de camera aan de hand van het dichtstbijzijnde en meest verafgelegen object in het beeld. Als je de A-DEP (Auto Depth of Field) stand selecteert (zit op de meeste Canon EOS camera’s) en de sluiterknop half indrukt, dan zul je zien dat de camera een aantal autofocus scherpstelpunten activeert. Dit zijn de punten waarvan de camera denkt dat daar de dichtstbijzijnde en meest verafgelegen objecten zijn. De camera zal dan een diafragma instelling voorstellen. Staan de objecten ver van elkaar af en ben je sterk ingezoomd, dan zal dit vaak een klein diafragma zijn (f/22). Staan de objecten dicht bij elkaar en ben je minder ver ingezoomd dan kan de camera bijvoorbeeld f/11 voorstellen.

Zo’n automatische DEP stand is handig wanneer je ergens vlug een foto van wilt maken.
Guatemala lopende over een markt, m’n EOS als point en shoot gebruikt.

De A-DEP modus vereist dat beide focus punten in hetzelfde beeld staan op het moment dat je de foto wilt gaan maken, dit werkt niet zo handig behalve bijvoorbeeld bij groepsportretten. Vaak moet je je camera dan schuin houden om een zo groot mogelijk oppervlak te krijgen en op een bepaalde manier mikken om beide punten in beeld te krijgen. Vervolgens kun je de instellingen dan in de M(anual) stand overnemen en dan een nieuwe compositie maken. Meestal kun je ook het diafragma 1 stop kleiner maken (een stapje naar een hoger F getal). De A-DEP functie opent het diafragma meestal iets meer dan nodig en met een F-stop er bij krijg je meer scherpte in de foto en waarschijnlijk meer de scherptediepte waar je naar op zoek was.

Middenweg

De besproken opties zijn de gulden middenweg tussen het volautomatische maken van foto’s in de automatische stand en het handmatig bepalen van de instellingen in de manuele stand. Het is zeker de moeite van het proberen waard op weg naar het volledig handmatig instellen van je camera of, als je daar helemaal niet naartoe wilt, een manier om creatieve keuzes te maken en je spiegelreflexcamera niet als veredelde ‘point and shoot’ camera te gebruiken.

Met welke instellingen komt de camera op de proppen in welke omstandigheden en welk effect heeft het om als je daar mee gaat spelen? De ideale manier om te leren. Het beste kun je met de Av stand beginnen, diafragma instellingen hebben al snel een dramatisch effect op hoe je foto er uit komt te zien. Verder bepalen de omstandigheden welke stand het meest geschikt is. Het is geen wedstrijd, handmatige instellingen gaan niet boven deze voorkeursstanden, het gaat om het uiteindelijke resultaat, niet om hoe dit resultaat wordt bereikt.

Stof op de Sensor

Stof op je camera sensor

Niet één van de meest sexy onderwerpen, maar het geeft wel STOF tot nadenken! Een van de grootste voordelen van een digitale spiegelreflexcamera is tegelijkertijd ook één van de grootste nadelen. Het kunnen wisselen van lenzen. Nu is dat op zich helemaal niet erg, maar wel het bijeffect dat dit (soms kan hebben), namelijk stof op de sensor. Dit valt vooral op bij egale vlakken (zoals strakblauwe luchten) met een klein diafragma (hoger F getal). Er zijn een aantal strategieën om het stof op de sensor zo veel mogelijk te voorkomen en als je toch stof op de sensor hebt (vrijwel onontkoombaar) dit op je foto’s te corrigeren en het stof te verwijderen.

Klein diafragma (hoge F waarde)

Komt er stof op de sensor, dan zul je dit vooral zien bij foto’s waar je een hoge F waarde gebruikt (vanaf F16-22) en op egale vlakken (je ziet het sneller op een witte muur dan in een heel ingewikkeld mozaïek). Ik zeg trouwens wel sensor, maar eigenlijk gaat het om een glaasje dat op de sensor zit. Doordat dit een klein eindje van de sensor zit moet de camera er echt op focussen en dit gebeurt alleen bij een kleiner diafragma (hoge F waarde). Bij een wijd open diafragma valt het licht gewoon om het stofje heen en valt het helemaal niet op.

Uit de wind

Eén van de tips die het meest voor zich spreekt is het uit de wind houden van de camera. Tussen het moment dat je de ene lens er uit hebt gehaald en de andere lens het gekoppeld is het gat van de camera open en loop je dus de kans dat er stof bij de sensor komt. Ga daarom altijd met je rug naar de wind staan en houd de camera naar beneden gericht. Ook kun je de lens in de fototas wisselen, dit houdt ook heel veel wind weg. Een andere tip is het uitschakelen van de camera als je gaat wisselen. Als de camera aan staat bouwt zich statische spanning op en dit heeft de nare gewoonte stofjes aan te trekken. De camera uit zetten voorkomt dit.

Wisselmoment

Daarnaast spreekt het voor zich dat je ‘het wisselmoment’ zo kort mogelijk moet laten duren. Zorg er daarom voor dat je de onderste kap alvast hebt losgedraaid en dat je zo snel de lens (ik zet hem altijd op de grond of op een tafel) in je camera kunt steken. In principe is het mogelijk om met twee handen in de lucht de camera vast te houden en de lens weg te halen en dan de nieuwe lens er in te draaien, maar dit hangt natuurlijk wel af van de grootte van de camera, lenzen en je handen ;) Ik vind het altijd bijzonder handig als er een tweede persoon bij is aan wie je de lens kunt overhandigen die je net van de camera haalt, zodat je snel de nieuwe lens er in kunt steken.

Niet wisselen

Er zijn ook fotografen die meerdere camera’s gebruiken, met verschillende lenzen. Doordat je geen lenzen wisselt, krijg je ook geen stof op je sensor is hier de redenatie. Wel een beetje een dure oplossing. Daarnaast loop je met sommige zoomlenzen (die naar buiten toe in- en uitzoomen) nog steeds de kans dat er door de zoom beweging stofjes de lens worden ingestuwd die uiteindelijk bij de sensor terecht komen. Stof blijft dus niet te voorkomen! Andere technische oplossingen worden bedacht door camerafabrikanten. Door bij het opstarten kort de sensor te laten trillen claimen deze dat de gevoeligheid voor stof aanzienlijk minder wordt. Ook zijn er oplossingen waarbij de camera onthoudt waar de stofjes zich bevonden en dan probeert hij deze te compenseren.

Digitaal bewerken

Toch stof? Je kunt er voor kiezen om het stof te laten zitten, maar de donkere vlekjes (donkerblauw op een lichtblauwe lucht) gaan toch de aandacht trekken. Je kunt dit ook digitaal gaan bewerken, we zijn niet voor niets naar digitale camera’s geëvolueerd. Apple’s Aperture en Adobe’s Lightroom hebben bijvoorbeeld een ingebouwde optie om “spots” te verwijderen.

Maar ook met Photoshop kun je dit doen, door gebruik te maken van de “Clone Tool” of het “retoucheerpenseel”. Afhankelijk van de grote van de spot. Met de één kies je een gebied dat je wilt kopiëren (’clonen’) op een andere plek op de foto. Door een gebied te selecteren dat heel erg lijkt op de plek waar het vlekje zit, kun je zo behoorlijk efficiënt een stofje verwijderen. Je kunt de clone tool cursor namelijk met de rechtermuistoets net zo groot maken als het vlekje (liever net een tikje groter) waardoor je met één klik het vlak gekleurd hebt.

Met het retoucheerpenseel stip je simpelweg het vlekje aan en Photoshop berekent zelf hoe hij dit opvult.

Voor beide mogelijkheden geldt, het blijft wel afhankelijk van de hoeveelheid detail in het aan te passen gebied. Als je een stofje in een foto van een Rembrandt wilt aanpassen, dan zul je niet wegkomen met een simpele clone opdracht, tenzij je het niet erg vind als kleuren doorlopen). Ik zeg nu Photoshop, dit is een duur en log pakket. Ook met Photoshop Elements, Paint Shop Pro en Gimp kun je deze tool gebruiken, deze programma’s zijn beter betaalbaar, of zelfs helemaal gratis.

Voorkomen is beter dan genezen

Al dat corrigeren gaat op den duur wel vervelen. Moet er niet aan denken dat ik uit de selectie van 2000+ foto’s die ik in mijn vakantie heb geschoten er 100 tot 200 moet gaan zitten bewerken om meerdere stofjes per foto te verwijderen (die steeds op dezelfde plek zitten).

Sensor reinigen

Eerder dit jaar heb ik een “Rocket-Air cleaning system” gekocht. Dit klinkt stoerder dan het is voor een ding van €10, want het is namelijk een grote blaasbalg in de vorm van een raket met een smalle tuit er aan. Maar in die tuit zit juist de handigheid. Je gebruikt hem om stof van je lens ‘te blazen’.

Door via het menu in de camera de optie te kiezen die de spiegel opklapt (waardoor je dus de sensor kunt zien, anders zit er een spiegeltje voor) en vervolgens hard in het gebied van de sensor te blazen (zorg dat je hem niet raakt!!) blaas je als het ware het stof van de sensor af. Zorg er voor dat je opgeladen batterijen gebruikt, als de spanning van de camera valt terwijl de spiegel nog opgeklapt is kan deze onherstelbaar beschadigd raken (volg daarom altijd de camera handleiding). Houd ook de camera naar beneden gericht, dan ‘vallen’ de stofjes er het makkelijkst uit. Deze optie werkt natuurlijk alleen als de stofjes niet zitten ‘vastgekoekt’, je kunt ze met lucht niet van je sensor schrapen. Dit vereist meer drastische maatregelen.

Mensen gebruiken kleine schrapertjes/borsteltjes waarop wel of niet een klein beetje vloeistof wordt geplaatst, anderen gebruiken zelfs discofilm. Ik heb beide methodes nog nooit toegepast, ik ben veel te bang om de sensor te beschadigen. Ik heb niet zo’n vertrouwen in een vaste hand. Tot nu toe heb ik het altijd kunnen reden met een blaasbalgje en Photoshop-trickery. Ik denk dat als het zo ver komt ik er dan liever voor kies de camera te laten schoonmaken door gespecialiseerd bedrijf. Liever de camera een paar weken in onderhoud dan een paar weken in reparatie.

Hieronder nog een Engelstalig filmpje van Wex Photography over hoe de sensor te reinigen.

Camera Vasthouden

Hoe de camera het beste vast te houden

Camera vasthouden?!? Ja, het klinkt misschien wel kinderachtig en bizar, maar ik wil het er toch even over hebben. Relatief vaak zie ik mensen met gestrekte arm (en met één hand) een camera een kant op houden en dan afdrukken (vooral toeristen doen dit erg vaak). Maar ook met twee handen de zijkanten van de camera vasthouden of alleen met twee vingers in plaats van de hele hand de lens beetpakken komt veel voor. Hoe je je camera vast houdt is van wezenlijk belang voor hoe je foto’s er uit komen. En dan vooral de scherpte van de foto’s. Het is geen absolute wetenschap, maar je bewust zijn van je houding kan soms al het verschil betekenen tussen een mislukte of geslaagde foto.

Statief

Een statief is de beste manier om een scherpe foto te garanderen (tenzij je de focus op de verkeerde plek legt natuurlijk, maar dan ben je reddeloos verloren). Het statief vormt een stabiele ondergrond voor je camera die ook een kwartier 30cm boven de grond kan staan. Met een statief ga (lees ‘moet’) je de tijd nemen om je compositie te bepalen. Maar lang niet iedereen wil de moeite nemen een statief van een paar kilo mee te sjouwen en elk beeld nauwkeurig uit te meten of de situatie leent zich er simpelweg niet voor. Ik ben ook lui wat statieven betreft. Het haalt het tempo er uit en je bent minder flexibel. Daarom een paar tips om ook zonder statief een scherper beeld te krijgen, vooral een uitdaging in donkere omgevingen.

Stabiele houding

Wat de beste manier van het vasthouden van je camera is hangt een beetje af van de camera die je hebt, het type lens dat er op zit en ook je lichaamsbouw (grote of kleine handen om te beginnen). In ieder geval moet je hem met twee handen beetpakken. Twee handen zijn veel stabieler dan één hand. Daarnaast moet je proberen je camera dicht bij je gezicht te brengen en te houden. Je lichaam is namelijk best wel stabiel (tenzij…) en hoe dichter je de camera bij je lichaam houdt, des te minder kans op bewogen foto’s doordat je armen bewogen. Hoe compacter je jezelf kunt maken, des te beter. Je lichaam wordt je statief.

Spiegelreflexcamera

Leg de lens van je spiegelreflexcamera in je linkerhand, de body van de camera rust tegen je pols. Hierdoor kun je de camera vrij een richting op draaien, maar toch stevig vasthouden als je ook je rechterhand plaatst. Bij de meeste lenzen kun je zo met je duim en wijsvinger de scherpstelring of zoom bedienen. Plaats je rechterhand aan de rechterkant van de camera, de duim aan de achterkant, je wijsvinger lichtjes boven de ontspanknop en je drie andere vingers aan de voorkant van de camera. De meeste camera’s hebben hier ook een uitsparing voor je vingers, het zou natuurlijk moeten aanvoelen. Houd de camera stevig vast, maar probeer hem niet fijn te knijpen want dan krijg je juist weer meer beweging. Dezelfde houding werkt ook als je de camera in de verticale stand houdt.

Compactcamera

In het geval van een compactcamera zul je zien dat je de camera eigenlijk met vier vingers (duim en wijsvinger van beide handen) vasthoudt, gedicteerd doordat je het LCD scherm goed wilt kunnen zien en daarvoor moet je de camera op afstand houden. Twee vingers bovenaan en twee onderaan de camera. Vaak zie je dat mensen hun overgebleven vingers aan de voorkant van de camera houden, waardoor je het risico loopt dat je vinger in beeld komt of je het effect van de flits beperkt. Door de twee vingers boven en onder zo veel grip op het oppervlak van boven en onderkant van de camera te geven (dus ze zo dicht mogelijk naar elkaar te bewegen) en de andere drie vingers te buigen en daar de camera tegenaan te drukken creëer je toch een stevige houding.

Bij een spiegelreflexcamera kijk je door de zoeker, dus de camera is al lekker dichtbij. Bij een compact camera kijk je op de LCD, hiervoor moet je de camera iets verder weg houden. Probeer dit binnen 25-30cm te houden en druk je ellebogen in je zij, hierdoor voeg je meer stabiliteit toe. Leunen tegen een stevig object is ook een goed idee. Laat je ellebogen rusten op een muurtje of leun met je volle gewicht tegen een muur aan (mits beschikbaar) of laat een knie op de grond rusten. Ook kun je je voeten iets spreiden om een steviger houding aan te nemen als je staat.

Ademen

Op het moment van afdrukken kan het soms goed werken om even stevig in te ademen en dit vast te houden of uit te ademen en dat vast te houden. Hierdoor verminder je nog meer de beweging van je lichaam. Ik merk dat ik dit vooral doe bij het maken van Macro foto’s uit de losse hand. De beperkte scherptediepte en de relatief langzame sluitertijden (1/50s op 100mm is niet ongewoon) vereist dat je je camera zostil mogelijk houdt, anders ben je je scherpe punt weer kwijt en moet je opnieuw focussen. Dit leidt er ook toe dat ik soms moet ‘bijkomen’ door even een pauze te nemen vanwege de ingespannen werkwijze.

Rust

Waar ik mezelf ook vaak op betrap is dat ik tijdens het lopen een onderwerp zie, dan even stilhoud om ‘te mikken’, maar tijdens het afdrukken al bijna weer op pad ben op zoek naar de volgende foto. Mijn hersens zijn al bezig met de volgende stap. Hierdoor is het moment van afdrukken en het moment van de camera van je gezicht weg bewegen soms te dicht op elkaar, waardoor je ook weer bewogen foto’s kunt krijgen.

Eigenlijk kun je hierbij het beste doen wat je ook bij ‘panning’ doet. Met panning beweeg je de camera na het afdrukken nog mee met het object, ook al heb je de foto dan al. Dit voorkomt dat je tijdens het volgen van de auto en net na het afdrukken de camera laat stoppen terwijl de sluiter nog niet dicht is. Bij stilstaande onderwerpen druk je af en houd je de camera nog een seconde in dezelfde stand. Dit geeft je wat meer innerlijke rust (jawel) en meer kans op een scherpe foto.

Er is echt veel over dit onderwerp te vertellen. Als laatste tip weer een nuance, ook bewogen foto’s kunnen erg mooi zijn, de meest extreme vorm is wel “Camera Tossing“. Gooien met de camera.

 

Natuurlijk Licht

5 Tips om met natuurlijk licht te fotograferen

 

Soms kom je in een situatie waarbij je een model (je man, je vrouw, of welk onderwerp dan ook) wilt fotograferen tijdens een dag waarvan je zou denken dat het niet een mooie foto kan opleveren. Geen paniek, in Nederland met onze bewolkte dagen kunnen we prima foto's maken door een paar simpele tips toe te passen die gelden voor natuurlijk licht.

Gebruik een bewolkte dag voor natuurlijk licht.

Bij het fotograferen op een bewolkte dag kan je een soort van, ” Softbox look ” krijgen dit is het optimaal benutten van natuurlijk licht. Een bewolkte dag hebben we in Nederland wel wat vaker dan een zonnige dag dus dit zou voor ons niet heel erg moeilijk moeten wezen. Maar waarom een bewolkte dag? Om te beginnen is de zon dan niet op zijn sterkst, en door de wolken wordt het licht wat diffuse wat de “Softbox” ervaring creëert.

Een van de ergste momenten tijdens een shoot is dat als de zon net even tevoorschijn komt en het gezicht van je onderwerp beschijnt, dit kan je belichting in de war sturen en daarmee een verkeerd effect op je foto hebben. Een fotosessie tijdens een bewolkte dag zal je aanmoedigen om met een groot diafragma te fotograferen en eventueel de ISO-waarde (wat) te verhogen. Een bewolkte dag hoeft niet persé een zwaarbewolkte dag te zijn, met een lichte sluimer bewolking gaat het fotograferen ook prima (zelfs beter). Waar het om gaat is dat je met een gelijkmatige verdeling van het licht kunt werken.

Canon 70D Mark II, op 400mm, 1/1600 sec, f/4, en ISO200

 

Plaats je onderwerp en/of model in de schaduw.

Wanneer je overdag aan het fotograferen bent en dan ergens rond het middaguur wanneer de zon op zijn hoogst en scherpst staat, zoek dan plekjes op waar een natuurlijke schaduw gecreëerd wordt. Een schaduw zal net als een wolk het licht diffuse maken waardoor de belichting op het onderwerp gelijkmatiger verdeeld wordt (vooral bij lichtere onderwerpen en/of gezichten zal dit verschil groot zijn). Met de zon hoog en je model in de schaduw ben je een heel eind, voeg nu nog een reflector toe die voor indirect licht zorgt op de plekken die onderbelicht zijn denk aan een plas met water, een raam of aluminiumfolie die je hebt meegenomen, en je foto gaat zeker lukken.

Wil je op zeker gaan gebruik dan een lichtmeter om de waarde bij het gezicht goed te meten. (Al is dat bij onderstaand foto niet echt aan te raden.)

Canon 50D op, 335mm, 1/400sec, f/6.3, en ISO 1600

 Of toch wachten op de zon.

In tegenstelling tot punt 1 is het wachten op een doorbraak van de zon soms ook wel een goed moment om de foto te nemen. Door juist wat te wachten op wat zon, of zonnestralen kun je juist wat accent leggen op je onderwerp of model. Er zijn veel modellen fotografen die die graag gebruik maken van binnenvallende zonnestralen. Binnenvallende zonnestralen fungeren als een directe lichtbundel waarmee het onderwerp (deels) belicht kan worden. In de natuur werkt het net zo, wacht totdat de zon tussen de takken doorvalt voor een betere belichting. Helaas wachten niet alle dieren op dat moment, dus druk altijd af om in ieder geval het wildlife vast te leggen, maar neem de tijd, wacht op een beter licht moment.

Canon 50D, op 400mm, 1/400sec, f/5.6, en ISO 800

Fotograferen met tegenlicht

Een andere manier om natuurlijk licht in je voordeel te gebruiken is door je modellen te fotograferen met tegenlicht. Veel fotografen zullen je vertellen om dit vooral niet te doen maar vanuit een artistiek oogpunt is dit zeer zeker wel de moeite waard om te vertellen. Het goed vastleggen van je model met tegenlicht begint met experimenteren, invulflits of tegenflitsen, gebruik maken van de overbelichtingsinstellingen (stops), speel met de gloed die door de haren schijnt, etcetera. Fotograferen met tegenlicht is zoveel meer, ik ga hier binnenkort een apart artikel over maken.

Canon 7D Mark II, op 200mm, 1/320sec, f/2.8, +0.7 stap, en op ISO 200mm

Maak gebruik van natuurlijke reflectoren.

Een hele goede manier om onderbelichte delen te belichten is door actief gebruik te maken van natuurlijke reflectoren. Net al kort aangestipt kan een raam met daarin de weerkaatsing van licht of de zon net dat ene stukje van het gezicht belichten om je foto goed te krijgen. Een andere manier is om gebruik te maken van waterpartijen zoals een rivier, sloot of een regenplas. Eigenlijk maakt het niet uit zolang het maar een object is waar licht op kan weerkaatsten. Een paar uitstekende hulpmiddelen zijn aluminiumfolie, een horloge, een zonnebril maar ook kleingeld. Probeer natuurlijke reflectoren te gebruiken voor een beter effect. 

Extra Tip: Ondanks dat bokeh door nagenoeg iedereen geliefd is, laat het niet al te bepalend zijn en daarmee ten koste gaan van de compositie.


Dankzij de reflectie van het water een betere belichte Caracara.

 

Wild-Life Fotografie

Tips voor Wild-life fotografie

Hoe maak je onder barre omstandigheden de mooiste wild-life foto’s? En hoe leg je wilde dieren het best vast in hun natuurlijk habitat? Natuurfotografie vergt vaak bepaalde handig- en vaardigheden, maar vooral geduld en goede gidsen, en wanneer dan alles compleet is helpen onderstaande tips je aan (nog) betere foto’s.

Houd je foto-uitrusting droog

Werken onder de natte/vochtige en warme condities in het regenwoud vraagt om goede apparatuur en dat is de reden waarom ik heb gekozen voor Canon EOS-camera’s en objectieven uit de professionele L-serie. Ze zijn fantastisch voor dit soort omgevingen, omdat ze waterbestendige afdichtingen hebben. Deze helpen te beschermen tegen stof en vocht, precies wat nodig is op dit soort plekken. Dit stelt me in staat onder de meest uiteenlopende condities te fotograferen en hoef ik me geen zorgen te maken of alles werkt wanneer het licht goed is. M’n fototas is voorzien van een regenhoes, tenslotte heet het regenwoud niet voor niets regenwoud en in mijn fototas heb ik altijd zakjes silicagel om condensvorming tegen te gaan. Mocht je jungle lodge al een airco hebben zet deze dan niet te laag (of gebruik hem liever helemaal niet) om dezelfde reden. Niets irritanter om ’s ochtends door brulapen of hyacint ara’s gewekt te worden, naar buiten te lopen om deze te fotograferen en je moet wachten totdat het condens van je lens is getrokken, of erger uit je lens is getrokken.
Een tweede body met een ander objectief voorkomt het wisselen van objectieven en geeft meer kans van sneller reageren.

Haal alles uit de verschillende instellingen van de Image Stabilizer

Er is geen twijfel meer nodig over dat de Image Stabilizer (VR bij Nikon) in de moderne objectieven ons in staat stelt uiterst scherpe opnamen te maken – zelfs wanneer je fotografeert zonder statief. De mogelijkheden van de beeldstabilisatie gaat verder dankzij de verschillende instellingen die de moderne objectieven bieden. Mode 1 kun je het beste gebruiken in situaties als bij het fotograferen vanuit een boot, maar selecteer mode 2 wanneer je de camera beweegt om je onderwerp te volgen, bij panning, of in normaal Nederlands, bij het volgen van een dier in beweging. Sommige lenzen hebben ook een Mode 3, ideaal bij het fotograferen van vogels die vliegen. De beweging wordt alleen gestabiliseerd tijdens de belichting.

Onderstaande foto is genomen op 500mm uit de hand en met weinig omgevingslicht, zonder gebruik te maken van de Image Stabilizer zou de foto nooit gelukt zijn.

Qeutzal in Bouquete - Panama Canon EOS50D op 1/250sec, 500 mm, f/4, ISO800

Controleer de scherptediepte wanneer je dieren fotografeert

Fotograferen met een teleobjectief geeft de extra verplichting om veel aandacht te geven aan de beeldscherpte. Op zonnige dagen en bij opnamen van onderwerpen met weinig contrast is dit altijd even makkelijk. Maar onderstaande opname is een goed voorbeeld van hoe een lichtsterk teleobjectief ons in staat stelt alle details te zien. Controleer jezelf met de scherptediepteknop en probeer de scherptediepte te verdelen dat zo’n 1/3 van de totale scherptediepte zich voor het scherpstelpunt bevindt en 2/3 achter het scherpstelpunt.

Kaaiman in de Pantanal Brazilië: Canon EOS 50D op 400 mm, 1/600sec f5.6, ISO400
Afgeweken van bovenstaande regel, scherpstelpunt op de ogen.

Gebruik zoomobjectieven bij het fotograferen van dieren

Wanneer je dieren in het wild fotografeert, dan heb je niet zoveel bewegingsruimte, heel vaak geen. Elke (wilde) beweging is funest en zal het dier op de vlucht doen laten slaan. In dit soort situaties is het gebruik van een teleobjectief met variabele brandpuntafstanden onmisbaar om de dieren in hun natuurlijke habitat vast te leggen. Een zoomobjectief stelt je in staat de compositie te wijzigen en het onderwerp snel met verschillende composities vast te leggen, zonder dat je de dieren hoeft te laten schrikken.

Jaguar in de Pantanal; Canon Eos 50D op 400 mm, 1/500sec, f/8 en ISO400 (L)
en op 245 mm, 1/2000sec f/5,6 en ISO 400 (R)

Gebruik verschillende objectieven om zo je verhaal interessanter te maken

Wild-Life fotografie betekent voor mij ook natuur- en reisfotografie, veel gaat over dieren maar ook hun leefomgeving is belangrijk. Dit vertelt het verhaal. Tijdens een fotosafari gebruik ik het liefst zoomobjectieven. Een zoomobjectieven geeft de mogelijkheid om een reeks opnamen maken – van groothoek tot tele – zonder dat er van objectief gewisseld hoeft te worden. Niet onbelangrijk tijdens een vakantie of fotosafari, want dan is het moeilijk om veel objectieven mee te nemen.

Gebruik de groothoekstand om de leefomgeving ook vast te leggen.

Wees voorzichtig met wilde dieren

Het regenwoud biedt de perfecte leefomgeving voor vele wilde dieren, waaronder er een (groot) aantal gevaarlijk zijn voor de mens. Door de dichte bebossing zijn wij mensen ons niet altijd bewust van de dieren die er mogelijk kunnen zijn. Ga nooit zonder en ik herhaal nooit zonder lokale gids het regenwoud in, is het niet om het gevaar voor te zijn dan is het wel zo makkelijk om niet te verdwalen. Maar het belangrijkste om met een gids op stap te gaan is dat hij ons helpt aan interessante ontmoetingen met de lokale diersoorten! Wees altijd voorzichtig met het benaderen van dieren, zodra er geen kans meer is voor hen om te vluchten kunnen ze altijd onverwacht de aanval kiezen. Daarbij sommige slangsoorten verdedigen hun territorium wel heel snel en dieren met jong, zijn helemaal niet te vertrouwen.

Wees voorzichtig met benaderen van jonge dieren!

 

Bescherm je ogen!

 

De kracht van de zon rond de evenaar is vele malen sterker dan dat wij gewend zijn. Met de juiste apparatuur is het geen probleem voor onze uitrusting, maar zonlicht kan voor je ogen gevaarlijk zijn, vooral wanneer je onderwerpen fotografeert die vanaf de achterzijde worden belicht. Wanneer je zelf niet tegen de zon in kunt kijken, kijk dan vooral niet door je lens naar de zon! Het LiveView scherm is hier een uitkomst. De zon is continu in beweging en de condities veranderen snel. Je camera kan op het ene moment op een goede plaats staan, maar de volgende minuut is het licht anders en loop je de kans op oogletsel wanneer je de zoeker zou gebruiken.

Sta vroeg op en heb geduld, soms heel veel geduld.

Het fotograferen van dieren vergt vaak lang en geduldig wachten op die zeldzame, vluchtige momenten. Wacht daarom geduldig, zodat je op het ‘magische’ moment kan anticiperen. Maak wel steeds foto’s tussendoor, sommige dingen gebeuren plotseling. Neem daarom altijd voldoende geheugen(kaartjes) mee. En een belangrijke stelregel om wild-life te fotograferen is sta vroeg op: dieren zijn overdag vaak minder actief, maar daarentegen bij het ochtendgloren gaan zij vaak op zoek naar voedsel (we laten de nacht dieren maar buiten beschouwing).

Ga vroeg op pad, het ochtendlicht is lang zo hard niet.

Draag kleding die je beschermt en die je onbelemmerd laat fotograferen

In het regenwoud is altijd klam en vochtig het barst er daarom van de muggen. Fotograferen in het regenwoud vraagt daarom om wat extra aandacht voor mens en apparatuur. Draag beschermende kleding, en pas op met anti muggenmiddel (beschadiging van kunststoffen en verf). Draag altijd lange mouwen en een lange broek en doe de broekspijpen in de sokken. En draag laarzen of hoge wandelschoenen die goed tegen blubber kunnen. En als laatste waarschuwing, uiteindelijk moeten we nog meer oppassen voor de beestjes die we niet kunnen zien dan voor het wild-life waarvoor we gekomen zijn!

 

 

 

embed video plugin powered by Union Development
Joomla templates by a4joomla

We use cookies on our website. Some of them are essential for the operation of the site, while others help us to improve this site and the user experience (tracking cookies). You can decide for yourself whether you want to allow cookies or not. Please note that if you reject them, you may not be able to use all the functionalities of the site.