De Beste Camera Instellingen
Een vraag die niet eenvoudig te beantwoorden is, want dé beste instelling voor alle omstandigheden bestaat niet. En wat voor de één de ultieme instelling is, is voor de ander nog niet goed genoeg. Een succesvolle foto hangt erg af van je definitie en wensen voor het eindresultaat, ben je op zoek naar een technisch goede foto met een goed scherp eindresultaat en de juiste belichting of gaat het om het gewenste creatieve effect te bereiken met een interessant onderwerp, compositie die werkt en juist niet dat super scherpe eindresultaat, of juist die foto van dat ene dier wat bovenaan de lijst staat van bijna uitgestorven soorten en waarvoor je de halve wereld hebt afgereisd en ontberingen hebt moeten doorstaan. Die foto, juist die foto aan de muur, die na drie maanden of na drie jaar nog niet verveeld.
Machu Picchu, Peru. Laat op de dag voor het laatste zonlicht.
De beste instelling voor een scherpe foto met de juiste belichting wordt bepaald door de omstandigheden, maar ook het gewenste creatieve effect en de specifieke compositie. Wat de juiste belichting is hangt bijvoorbeeld af van het eindresultaat dat je wilt bereiken. De camera wil altijd (proberen) een 18% neutraal grijs plaatje te maken, maar misschien wil je juist wel een donker mysterieus beeld of een high-key overbelicht beeld en dit betekent weer een heel andere instelling.
Zoals je ziet is er niet echt een harde waarde te geven voor dé beste instelling. In dit artikel ga ik er van uit dat je een technisch goede foto wilt maken, dus met een scherp eindresultaat en juiste belichting en ga ik grotendeels voorbij aan de creatieve keuzes die je ook kunt maken en die je niet zo eenvoudig kunt inpassen in technische criteria.
Drie elementen
Wanneer je de sluiterknop van de camera indrukt wordt het beeld dat je ziet door de lens vastgelegd op een sensor die het beeld vertaalt naar een digitaal plaatje. De compositie bepaal je met de lens en door een positie te kiezen, maar hoe de uiteindelijke foto er uit komt te zien qua scherpte, belichting en kleuren wordt bepaald door de drie instellingen. Het gekozen diafragma, de bijbehorende sluitertijd en de lichtgevoeligheid (ISO waarde).
Deze drie instellingen hebben een relatie met elkaar uitgaande van een technisch juiste belichting van een foto. Wijzig je de instelling van het diafragma, dan heeft dit bijvoorbeeld gevolgen voor de sluitertijd. Kun je de benodigde sluitertijd niet bereiken, dan verhoog je de ISO waarde, etc. Deze instellingen zijn samengevat in de Tips & Tricks Handmatig Fotograferen.
Oorlogsmuseum Overloon, geen flits, ISO waarde op 1000 ingesteld
Ik heb het over drie elementen, maar eigenlijk wil je in veel van de gevallen één van de elementen uitschakelen, de ISO waarde, dit om ongewenste digitale ruis te voorkomen. Om die reden kies ik ervoor om de ISO waarde in te stellen op de standaard waarde (ISO 100 bij de meeste camera’s, ISO 200 bij de meerderheid van de Nikon en Canon camera’s), dit levert de beste beeldkwaliteit. Maar zoals eerder genoemd de ISO-waarde veranderen kan nog steeds van pas komen, bijvoorbeeld bij het binnen fotograferen waar geen flits gebruikt mag worden of niet gewenst is.
Laten we ons nu concentreren op de twee genoemde elementen, het diafragma en de sluitertijd. Een wijziging van de ene waarde heeft tot gevolg dat de andere waarde ook moet wijzigen om een zelfde (technisch juiste) belichting te krijgen.
Canon EOS300D, 400mm, 1/800s op f/5,6 ISO 640
Een wijziging van het diafragma heeft met name effect op de scherpte van de foto als je naar de diepte kijkt (we spreken ook van scherptediepte). Welk deel van de foto is onscherp en welk deel van de foto is scherp gerekend van voorgrond naar achtergrond. Sluitertijd heeft te maken met scherpte bij beweging, welke sluitertijd is nodig om een bewegend element stil te zetten of een onbewogen foto te krijgen.
Het belangrijkste element
Ik ga er in dit artikel vanuit dat je niet (meer) fotografeert op de automatische stand van de camera, maar dat je een bewuste keuze maakt voor één van de genoemde elementen.
Voordat je een foto gaat maken is het van belang te bedenken wat het belangrijkste element van de foto is. Heb je te maken met snelle bewegingen (bijvoorbeeld bij sportfotografie, natuurfotografie of straatfotografie), dan is je sluitertijd het belangrijkste element. Is je compositie niet in beweging (bijvoorbeeld bij een landschap of een portretfoto in de studio) dan is het diafragma het belangrijkste element. Vanzelf zullen er ook altijd momenten zijn dat beide aspecten een rol spelen in je foto / compositie.
Canon EOS50, 400mm, 1/800s op f/5,6 ISO 400 (Uitsnede)
Na het lezen van dit artikel is het tijd je camera van de automatische stand af te halen (en te houden), mocht je dat al niet eerder gedaan hebben. Als diafragma het belangrijkste element is, dan zet je de camera of diafragmavoorkeur (vaak aangeduid met ‘A’ op het draaiwieltje van de camera, Av bij Canon camera’s). Is de sluitertijd het belangrijkste element, dan zet je de camera op sluitertijdvoorkeur (vaak aangeduid met ‘S’ op het draaiwieltje van de camera, Tv bij Canon camera’s).
Kies je diafragmavoorkeur, dan kun je het gewenste diafragma instellen en de camera zoekt de benodigde sluitertijd er bij. Kies je sluitertijdvoorkeur, dan kun je de gewenste sluitertijd instellen en de camera zoekt de diafragma opening erbij.
Diafragma
De waarde die je instelt voor het diafragma hangt af van het onderwerp dat je fotografeert. Als je een landschap fotografeert is het (meestal) van belang dat je voorgrond en achtergrond goed scherp zijn, want zo kijkt het menselijk oog ook naar een breed landschap (alles is scherp). Je kiest dan een diafragmawaarde van f/11, f/16 of f/22. Met f/22 moet je trouwens oppassen, want ondanks dat dit de grootste scherptediepte geeft verlies je ook weer scherpte omdat de lens op f/22 minder scherp is dan op f/11.
Canon EOS3, 18mm, 1/200s op f/16, ISO 200 (scan)
Fotografeer je personen, gezichten of macro dan is het vaak mooi om een wazige achtergrond te krijgen. Hoe wazig de achtergrond is, wordt mede bepaald door de brandpuntafstand (bij 200mm waziger dan bij 50mm). Over het algemeen kies je een waarde tussen f/1.4 en f/5.6. Hoe lager de waarde van het f-getal, hoe meer je moet opletten dat je op het goede punt scherpstelt, want de scherptediepte is zeer beperkt. Op f/1.4 loop je bijvoorbeeld het risico dat het puntje van de neus scherp is, maar de ogen al weer onscherp zijn.
Canon EOS50D, 180mm (Canon 70-200 F2.8L IS II), 1/250s op f/5,6, ISO 500
(5,6 gekozen door grote vrije ruimte tussen onderwerp en achtergrond, betere scherpte op het portret)
Veel lenzen zullen niet een opening hebben van f/1.4 of f/2.8 – hoe duurder de lens hoe groter de maximale opening – dus soms ben je beperkt tot een waarde tussen f/3.5-f/5.6 (wat nog steeds een wazige achtergrond kan opleveren als je bijvoorbeeld op 135mm of 200mm fotografeert en de achtergrond verder van je onderwerp is verwijderd).
In de meeste andere gevallen kies je een diafragma rond f/6.5-f/8, dit levert in de meeste gevallen het scherpste resultaat op voor de lens die je gebruikt.
Als je het diafragma hebt gekozen zoekt de camera in diafragmavoorkeur stand de beste sluitertijd er bij. Dit doet de camera op basis van een neutrale 18% grijs belichting. In omstandigheden met weinig licht zou het kunnen dat hierbij de maximale sluitertijd duur voor een onbewogen foto niet wordt gehaald (zie verderop in het artikel), dan zal de camera het diafragma aanpassen naar een opening zodat er wel voldoende licht valt op de sensor om een onbewogen foto te krijgen.
Canon EOS 50D, 40mm, 1/25s op f/4, ISO 800
Dit laatste zal de camera niet altijd juist doen, let dus goed op als je een foto neemt en het is relatief donker dat je de benodigde sluitertijd duur haalt als je een foto uit de hand neemt. Verhoog anders de ISO waarde zodat de sluitertijd weer sneller/hoger kan worden.
Kerk Deventer – Canon EOS 50, 24mm
(Canon 24-70mm F2.8L IS), 1/15s op f/2.8, ISO 3200)
Let op, bij een ISO waarde hoger dan 800 krijg je steeds meer ruis in de foto (sterk afhankelijk van het cameramodel, probeer zelf op een donkere locatie uit op welke ISO waarde je camera nog acceptabele resultaten geeft), dit heeft een negatief effect op de scherpte. Maar het credo blijft: beter een scherpe foto met ruis dan een onscherpe foto zonder ruis. (Met LightRoom of Photoshop is de ruis vrij makkelijk terug te brengen.)
Sluitertijd
Sluitertijdvoorkeur kies je bijvoorbeeld als je onderwerp heel erg in beweging is. Als je de camera stil houdt en een auto, fietser of renner flitst door het beeld, dan heb je een snelle sluitertijd nodig om dit element helemaal stil te zetten. Welke sluitertijd precies benodigd is hangt af van het snelheidsverschil tussen jou en het onderwerp.
Canon EOS 50, 200mm (Canon 70-200 F2.8L IS II), 1/200s op f/4.5, ISO 800
Je kunt een sluitertijd van 1/1000s instellen en grote kans dat alles wat in beweging is helemaal stil komt te staan. Maar dit hoeft niet altijd het beste plaatje op te leveren. Als iets in beweging is wil je dit vaak ook laten zien door ergens in het beeld beweging te introduceren.
Wild life of de auto, fietser of renner wil je scherp op de foto krijgen, maar dat hoeft niet voor de achtergrond te gelden. In veel gevallen is het zelfs wenselijk om het onderwerp beter uit te lichten. Ook kiezen we er vaak voor de sluitertijd zo in te stellen dat de wielen nog bewegen (deze bewegen vaak sneller dan de rest van het onderwerp, waardoor je toch een scherp resultaat kunt krijgen met beweging in de wielen). Je kiest in de sluitertijdvoorkeur dan een langzamere sluitertijd, bijvoorbeeld 1/250s of 1/125s.
Meebewegen met de “biker”met een relatief langzame sluitertijd al
helemaal voor het volgen van een motorfiets
Canon EOS 50, 35mm (Canon 18-200mm F3.5-5.6 IS), 1/160s op f7 ISO 100 (uitsnede)
Om je onderwerp dan scherp te krijgen is het van belang dat je je onderwerp volgt (dit noemen we ‘panning‘) tijdens het maken van de foto. Hoe langer de sluitertijd is, des te groter het effect is dat de achtergrond verandert in strepen, maar ook hoe kritischer het wordt dat je het onderwerp tijdens de beweging op dezelfde plek in het beeld houdt om het onderwerp scherp te houden.
Relatief lage snelheid, makkelijk mee te bewegen, beweging in de wielen goed zichtbaar
Een ander onderwerp waar je een keuze kunt maken in de sluitertijd is bijvoorbeeld bij het fotograferen van water. Als je de sluitertijd op 1/1000s instelt kun je de waterdruppels tellen in een bijvoorbeeld een fontein, maar kies je een langere sluitertijd, dan krijg je bijvoorbeeld een mistachtig effect dat de beweging van een waterval laat zien. Welke sluitertijd geschikt is wordt weer bepaald door de snelheid van de waterval (hoe hoger hoe sneller de het water valt), maar vaak is een sluitertijd van een seconde of langer wel vereist, waardoor het gebruik van een statief onontbeerlijk wordt.
Canon EOS 50, 135mm, 1/10s op f/22, ISO 1250. (Uit de hand.)
Zoals je ziet, bij sluitertijd is het minder makkelijk een ezelsbruggetje te geven dan bij diafragma, omdat de ‘juiste’ sluitertijd afhangt van het relatieve snelheidsverschil tussen de fotograaf en het onderwerp.
Kies je een hele snelle sluitertijd, dan heeft dit (behalve op een zomerdag met een felle zon) waarschijnlijk gevolgen voor het diafragma. Om de snelle sluitertijd te halen zal de camera het diafragma aanpassen. Soms betekent dit dat je met een wijd open diafragma fotografeert terwijl dat niet de bedoeling is. Wanneer de camera de gewenste sluitertijd nog steeds niet kan bereiken met een wijd open diafragma, verhoog dan de ISO waarde.
Creativiteit
Alle het bovenstaande is slechts theorie, want in de praktijk heb je misschien wel een heel ander idee van het benodigde eindresultaat. Misschien wil je juist wel een beperkte scherptediepte hebben in een landschapsfoto om een apart resultaat te krijgen of kies je voor een veel langere sluitertijd en maak je express een beweging met je camera.
Afwijken van de norm, tegen het licht in fotograferen.
Laat je dus zeker niet beperken tot de algemene ezelsbruggetjes die eerder in het artikel werden gegeven en probeer ook eens de tegenovergestelde instellingen uit en kijk wat dan het effect is. Misschien geeft dat juist een veel interessanter resultaat.
Onbewogen foto
Kun je ongestraft elke instelling zomaar instellen? Nee, de belangrijkste beperking is dat je een sluitertijd krijgt die snel genoeg is om de beweging die je hebt als je uit de hand fotografeert stil te zetten. De gemiddelde mens kan met een beetje aandacht voor positie en ademhaling een sluitertijd van 1/30s stil houden zodat een onbewogen foto ontstaat. Hoe ouder je wordt, hoe lastiger dit echter is en de ene persoon is ook handvaster dan de ander.
De maximale sluitertijd van 1/30s (hoe lager het getal hoe langer de sluitertijd is, 1/30 duurt 0.03s, 1/5 duurt 0.2s) is alleen zo als je bijvoorbeeld een groothoeklens gebruikt, want de maximale benodigde sluitertijd voor een onbewogen resultaat wordt ook bepaald door de gekozen brandpuntafstand.
Canon EOS 50D, 250mm (Canon 70-200mm F2.8L IS II met 2x converter), 1/320s op f6.3, ISO 1250
Wanneer je fotografeert op 100mm, dan moet je sluitertijd minimaal 1/150s kort zijn volgens het ezelsbruggetje 1 / (brandpuntafstand * 1,5) = minimale sluitertijd. Fotografeer je op 200mm, dan moet je sluitertijd volgens dit ezelsbruggetje al minimaal 1/300s kort zijn. Op 12mm heb je 1/18s nodig volgens dit ezelsbruggetje, maar dit is uit de hand waarschijnlijk te kort en kun je beter 1/30s of sneller kiezen.
Het ezelsbruggetje verandert als je met een full-frame camera fotografeert, je kunt dan de vermenigvuldiging met 1,5 laten vallen. Als je met een systeemcamera fotografeert (Olympus Pen, Panasonic Lumix G, Sony NEX, Samsung NX, Nikon 1, Canon EOS M, etc) is deze factor vaak x2. Beschikt je camera of lens over beeldstabilisatie, dan zul je misschien met een langere sluitertijd afkunnen omdat de camera/lens je beweging compenseert. Het is, als je geen compromis hoeft te maken voor een andere instelling, altijd veiliger om een snellere sluitertijd te kiezen dan minimaal benodigd.
Belichting en compositie
Hierboven heb ik het uitgebreid gehad over de technische instellingen, maar belichting en compositie zijn zeker zo belangrijk voor het succes van een foto. Als je een foto van een landschap of persoon neemt om 13.00u ‘s middags dan krijg je een heel ander resultaat dan wanneer je dit tijdens zonsopkomst of zonsondergang doet.
Lago Atitlan Guatemala. Fotografeer in interessant licht om interessante foto’s te krijgen
Canon EOS 3, 50mm, ISO 400 (scan)
Veel beginners in de fotografie maken volop gebruik van het middelste autofocus punt – lekker in het midden, meestal het grootste punt – en plaatsen mede hierdoor het onderwerp van de foto precies in het midden. Zo lang de foto scherp is en de persoon herkenbaar is, is dit zeker niet fout, maar er is zoveel meer mogelijk met je compositie. Maak gebruik van de regel van derden, voorgrond-achtergrond, lijnen, licht en donker, reflecties, etc. voor een interessantere compositie.
Het verschil tussen 18mm en 50mm vanaf dezelfde locatie. De toren als onderwerp,
met het straatbeeld geeft het een completer beeld.
De keuze van de lens heeft een groot effect op je compositie. Met een telelens wordt het beeld in elkaar gedrukt, hoe langer de lens hoe minder diepte de foto heeft. Het perspectief wordt beperkt, het lijkt of objecten dichter bij elkaar staan. Een langere lens geeft meer onscherpte, maar ook meer kans op onscherpte door camerabeweging als je de camera met de hand vasthoudt.
Groothoeklenzen leggen de nadruk op diepte, ze tonen de achtergrond en tonen het onderwerp in zijn/haar omgeving. Objecten dicht bij de lens worden vertekend waardoor je een uniek perspectief krijgt, een graspol in de voorgrond kan net zo groot worden weergegeven als de kerk in de achtergrond. Groothoeklenzen zijn geliefd bij landschapsfotografen, maar kunnen net zo gemakkelijk worden ingezet bij een sessie met modellen, zo lang je er maar rekening mee houdt dat objecten langs de randen of dicht bij de lens worden vertekend.
Wanneer naar M
Zoals gezegd, de camera kiest bij de belichting voor 18% neutraal grijs, maar misschien wil je juist wel een donkerder resultaat of een high-key resultaat. Tot op zekere hoogte kun je de keuzes van de camera bijstellen door belichtingscompensatie toe te passen. De meeste camera’s geven je de keuze om de belichting -2, -1, +1 of +2 in te stellen met stappen van 1/3 er tussen.
Door te experimenteren met de stops, kun je van bijvoorbeeld normale bewolking een hele dreigende lucht maken.
In veel gevallen kun je hiermee prima uit de voeten en kun je blijven werken in de diafragmavoorkeur of sluitertijdvoorkeur instellingen. In sommige gevallen voldoet dit echter niet, dan kun je het beste kiezen voor de M stand om maximale creatieve controle uit te oefenen. De instellingen van de voorkeurstanden bieden dan een goed startpunt (let op, als je naar de M stand wisselt zal de camera vaak de laatste instellingen van de M stand gebruiken, niet de laatste instelling van de voorkeurstand).
Ik hoop dat ik je hiermee een startpunt hebt gegeven om bewuster met de instellingen van je camera om te gaan. Er is echter nog veel meer te vertellen en er zijn allerlei nuances aan te brengen bij het kiezen van de juiste instellingen, daarover kun je nog veel meer vinden in andere artikelen op deze site.
Als je nu leert te fotograferen heb je een ongekende luxe ten opzichte van fotografen die het moesten leren voordat digitale camera’s standaard werden. Elke foto die je maakt kost geen extra geld, je kunt het resultaat direct op het scherm op je camera zien en je instellingen worden feilloos in de metadata opgeslagen. Trek er op uit, experimenteer met de instelling en zie welke instelling welk effect heeft.